De lever of hepar is een groot orgaan in je lichaam, dat ervoor zorgt dat je gal hebt. Gal bestaat uit cholesterol en galzuren. De gal blijft niet in de lever, maar wordt doorgetransporteerd naar de galblaas, waar de gal wordt bewaard. Het gal wordt net zolang bewaard, tot dat de twaalfvingerige darm het voor absorptie van vetten kan gebruiken. Deze vetten worden daarna opgenomen in de bloedsomloop. De galzuren, worden dan in de dunne darm, er weer uit gehaald, en worden weer terug getransporteerd naar de galblaas. Zo kan het gal weer worden gebruikt.
De lever is niet alleen producent van gal, maar zorgt ook voor de opslag van glycogeen. Glycogeen zal later worden omgezet in suiker, waarna het in de bloedsomloop komt. Door de suiker zal het bloedsuikergehalte dalen. Glycogeen wordt daarom ook pas opgeslagen in de lever, wanneer het bloedsuikergehalte zal gaan stijgen. Ook worden in de lever veel eiwitten gemaakt.
De lever is naast producent en opslagplaats ook een regelaar. Het regelt namelijk hoeveel voedingsstoffen door worden gestuurd naar de rest van het lichaam. Ook is de lever een doorgangsbuis voor de afbraak van stoffen die niet meer van nut zijn voor het lichaam. Ook zorgt de lever ervoor dat sommige medicijnen worden afgebroken in de lever, zodat die later met de ontlasting mee naar buiten te worden getransporteerd. Ook zorgt de lever ervoor dat alcohol wordt afgebroken en wordt opgeslagen als vet, of omgezet wordt tot brandstof voor het lichaam.
Aandoeningen lever
Vaak wordt de lever betrokken in infectie-, stofwisselings-, bloed- en hartziekten, dan wel vergiftigingen. In dergelijke gevallen bestaat er geen leverziekte in engere zin, maar bijv. een stuwing ten gevolge van een gestoorde hartwerking. Leverziekten veroorzaken zelden pijn, zodat de symptomen van een leveraandoening op andere wijze moeten worden waargenomen. Zo is een der belangrijkste verschijnselen vaak een gele verkleuring van de huid, de slijmvliezen en het oogwit door een ophoping van gal kleurstof in bloed en weefselvochten (zie geelzucht). De infectieuze hepatitis is de meest voorkomende leveraandoening. Leveratrofie, het te gronde gaan door afsterving of verweking van een groot aantal levercellen, kan optreden bij ernstige hepatitis, maar soms kan de oorzaak niet gevonden worden (primaire leveratrofie). Een chronische aandoening van de lever, waarbij levercellen te gronde gaan met daarnaast regeneratie is levercirrose. Leverkanker kan primair uitgaan van de levercellen of galbuisjes. Deze aandoening is zeldzaam in Europa en Amerika, frequent in Azië en Afrika. Gewoonlijk ontstaat de ziekte op basis van een cirrose. Secundaire leverkanker ontstaat door ingroeiing van een gezwel uit een der naburige organen of door uitzaaiing. De prognose is meestal ongunstig (zie ook *aflatoxine).
Recente reacties