Een baby maakt een verbazingwekkende ontwikkeling mee. De ene dag zit uw baby nog veilig in de baarmoeder, de dag daarop moet hij zelf alles doen; ademhalen, voedsel verteren, zijn eigen lichaamstemperatuur op peil houden en nog een hele reeks andere functies meer. Maar ondanks dit alles past uw baby zich snel aan en begint hij aan de lange reis naar onafhankelijkheid.
Ook ouders moeten zich op veel punten aanpassen. De energiereserve van de moeder die al zwaar belast is door de bevalling, wordt nog verder belast door de eisen die de zorg voor de pasgeborene stelt. Constant huilen is een veel gehoorde klacht. De ene baby wil soms niet goed drinken, bij een ander kind is de moeder vrijwel de hele dag bezig met het geven van borstvoeding.
Iedere ouder die meer dan één kind heeft, weet dat er geen standaardmethode is voor de zorg voor een kind. Het nu volgende is een indicatie van wat u van uw kind mag verwachten in de eerste levensmaand; denk er wel aan dat er variaties zijn.
Gewicht. Het gemiddelde geboortegewicht ligt tussen de 2500 en 5000 gram, de gemiddelde lengte tussen de 45 en 55 centimeter. In de eerste paar dagen verliest de baby ongeveer 6 tot 10 procent van zijn geboortegewicht door verlies van vocht en gebrek aan eetlust. Aan het einde van de eerste maand weegt een baby gemiddeld 1 kilo meer dan bij de geboorte.
Houding en bewegingen. De houding van een pasgeborene weerspiegelt de houding van het kind in de baarmoeder. Direct na de geboorte kan een baby, als hij op een stevige onderlaag ligt, zijn hoofd heen en weer bewegen. En als een volwassene hem tegen zijn schouder aanhoudt, kan hij zijn hoofd optillen. Als hij op zijn buik ligt, ligt hij als een kikker of opgerold als een bal (flexiehouding). Als de baby aan zijn armen wordt opgetrokken in een zithouding heeft hij nog geen macht over zijn hoofd, dat achterover of voorover valt. De handen worden gebald tot vuisten.
Op de leeftijd van 1 maand kan de baby zijn hoofd nog niet echt rechtop houden, maar als hij opgetrokken wordt in de zithouding ligt het hoofd al wel in het verlengde van de rug. De baby kan ten dele van de rug op zijn zij rollen. Als hij zijn hand open doet, kan hij met de vingers iets vastpakken, een lepeltje bijvoorbeeld, maar laat het dan ook direct weer vallen.
Gezichtsvermogen. Pasgeboren baby’s kunnen zien. Vanaf de geboorte is uw pasgeborene in staat zijn blik te richten op voorwerpen op 20 tot 30 centimeter van zijn gezicht en deze te volgen. Voorwerpen die verder weg liggen ziet hij waarschijnlijk onscherp.
Als hij 1 maand oud is, bekijkt hij bepaalde voorwerpen goed, maar reikt er nog niet naar. Hij is wel in staat om zijn beide ogen beter gecoördineerd te gebruiken, hoewel soms tijdelijk scheelzien de eerste maanden normaal is. De baby maakt oogcontact en heeft bijzonder veel belangstelling voor het gezicht van zijn moeder.
Gehoor. Baby’s kunnen bij de geboorte horen en ook verschil horen in geluidssterkte. Een hard geluid kan de baby doen schrikken, terwijl een zachte stem de baby kan doen glimlachen of iets wat daar dichtbij komt.
Als de baby 1 maand oud is, kan hij de stemmen van zijn ouders onderscheiden.
Taal. Huilen is de taal van de pasgeborene. Als hij 1 maand is, omvat zijn repertoire tevens zachte keel- en gorgelgeluiden.
Voeding. Een pasgeboren baby heeft op ongeregelde tijden honger. Het is niet ongewoon dat een baby, vooral de eerste paar dagen na de geboorte, maar weinig belangstelling heeft voor de voedingen. Als ze 1 week oud zijn, willen de meeste baby’s iedere twee tot vijf uur een voeding. Als zij 1 maand oud zijn, verloopt de voeding nog steeds niet helemaal regelmatig. Omdat borstvoeding sneller verteerd wordt dan flesvoeding, is het mogelijk dat een kind dat borstvoeding krijgt overdag om de drie uur gevoed moet worden en daarbij nog twee nachtvoedingen krijgt. Bij baby’s die fles voeding krijgen, zit er meestal meer tijd tussen twee voedingen. In de loop van de eerste maand wordt het aantal voedingen geleidelijk teruggebracht van zeven of acht voedingen per 24 uur tot vijf à zes.
De duur van een voeding is ook erg wisselend. De ene dag wil een baby die borstvoeding krijgt veertig minuten aan iedere borst drinken en de dag daarop heeft hij aan tien minuten genoeg.
Als hij 2 weken oud is zal uw baby ongeveer 530 milliliter per dag drinken. Als hij 1 maand is, is dit al toegenomen tot 740 milliliter per dag.
Ontlasting. Een baby doet gewoonlijk zijn eerste ontlasting binnen 24 uur na de geboorte. Deze eerste ontlasting heet meconium, is donker van kleur en bestaat uit cellen en slijm uit de darmen en uit vruchtwater. Als de baby melk begint te drinken, verandert het meconium in overgangsontlasting, gewoonlijk op de derde of vierde dag. Deze ontlasting is meestal groenbruin gekleurd en kan vlokken gestremde melk bevatten. Na deze overgangsontlasting gaat de ontlasting over in het ontlastingspatroon van een oudere zuigeling.
De meeste baby’s hebben als ze 1 week oud zijn twee tot vijf maal per dag ontlasting. Het is echter niet ongewoon als een kind dat borstvoeding krijgt nog vaker per dag ontlasting heeft. Maar het kan ook voorkomen dat uw pasgeborene een dag helemaal geen ontlasting heeft. Dat is niet iets om u zorgen over te maken. Het betekent niet dat de baby problemen heeft met zijn ontlasting.
De ontlasting van een baby die borstvoeding krijgt is reukloos en breiig en ziet er zo’n beetje uit als dikke soep. Ouders denken dan in het begin wel eens dat de baby diarree heeft. Dit is niet het geval. De ontlasting van baby’s die de fles krijgen, ruikt echt als ontlasting en is gewoonlijk ook wat vaster.
Als het kind 1 maand oud is heeft hij drie tot vier maal per dag ontlasting, vaak direct na een voeding. Maar sommige baby’s, vooral baby’s die borstvoeding krijgen, slaan wel eens één, twee of drie dagen over. Dit is normaal en zeker geen reden voor ongerustheid.
Slapen. De pasgeborene heeft vaak vlak na de geboorte een periode dat hij klaarwakker is. Na deze heldere periode van zo’n twee uur valt de baby in diepe slaap. De volgende dagen slaapt hij zo ongeveer veertien tot achttien uur per dag en is niet meer dan dertig minuten per vier uur echt wakker.
Een 1 maand oude baby slaapt nog heel veel, gewoonlijk tenminste veertien uur per dag. Aan het einde van de eerste levensmaand merken ouders meestal dat de slaapperioden van de baby zijn gedaald van zeven à acht keer per dag tot drie of vier slaapjes en dat hij ’s nachts vijf à zes uur aan een stuk slaapt. Maar het slaappatroon toont vele variaties. Afgezien van hoeveel of hoe weinig uw kleintje slaapt, hij is altijd een actieve slaper. Zelfs als uw baby in slaap is, kunt u zien dat hij met zijn gezicht trekt, geluid maakt, schrikt en zich beweegt en dat alles zonder wakker te worden.
Huilen. Huilen is het eerste middel van uw baby om te communiceren. Hoewel het misschien niet zo’n geweldig beschaafd middel is, werkt het wel zo goed dat u bijna altijd aan komt rennen. Het huilpatroon van een pasgeborene is, net als zoveel andere aspecten van de ontwikkeling, heel variabel. Sommige baby’s huilen alleen als ze honger hebben of een natte luier, anderen huilen veel vaker.
De ene dag komt het misschien voor dat uw baby heel veel huilt, bijvoorbeeld voor een voeding, bij het in slaap vallen of als hij ontlasting moet doen. De andere dag huilt hij dan weer veel minder.
De psychosociale en persoonlijkheidsontwikkeling. Deze belangrijke ontwikkelingsgebieden zullen worden besproken.
Geef een reactie